Op 20 juli 2020 heeft de Raad van Discipline in ’s-Hertogenbosch een uitspraak gedaan waarin de dienst Aangetekend Mailen wordt meegenomen in de rechtelijke beoordeling.
Bron: https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2020/ECLI_NL_TADRSHE_2020_52
Hieronder worden delen van deze jurisprudentie uitgelicht wat betrekking heeft op de dienst.
Ter zitting van de raad is gebleken dat de advocaat verzekerd is voor beroepsaansprakelijkheid. Het eerste onderdeel van het bezwaar van de deken is hiermee ongegrond. Advocaat heeft zich, door niet te reageren op herhaalde verzoeken van de deken om informatie en door de door haar werkgeefster reeds op 14 februari 2020 afgegeven verklaring niet aan de deken te doen toekomen, waardoor de deken op 7 april 2020 genoodzaakt was een dekenbezwaar in te dienen, zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. Bezwaar ged gegrond, berisping
Enkele feiten uitgelicht
3.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
3.2 Verweerster is op 21 november 2019 in dienst getreden bij A. Voorheen oefende verweerster de praktijk als advocaat uit binnen haar Advocatenkantoor X. Verweerster heeft voormeld advocatenkantoor in december 2019 gesloten. De deken heeft verweerster verzocht om in verband met haar kantoorverplaatsing een professioneel statuut en een verzekeringsverklaring over te leggen. Verweerster heeft wel een professioneel statuut overgelegd, maar geen verzekeringsverklaring.
3.3 Verweerster is er per email van 12 december 2019 op gewezen dat er nog geen verzekeringsverklaring was ontvangen. Zij is er tevens op gewezen dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering desgewenst ook kon worden ondergebracht bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van haar werkgever en dat in dat geval een verklaring nodig was van de werkgever dat hij verweerster niet aansprakelijk zou stellen voor schade die zij in de beroepsuitoefening als advocaat mogelijk aan haar werkgever zou toebrengen. Op 3 februari 2020 is per email een rappel aan verweerster toegezonden en op 13 februari 2020 is verweerster telefonisch herinnerd aan het verzoek om een verklaring betreffende haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering over te leggen. Per email van 19 februari 2020 is verweerster nogmaals herinnerd aan het verzoek om een verzekeringsverklaring over te leggen en is aan verweerster een dekenbezwaar aangezegd wegens het onttrekken aan het toezicht van de deken. Op 28 februari 2020 heeft de stafjurist vergeefs telefonisch contact met verweerster opgenomen. Zij heeft per email van 28 februari 2020 haar terugbelverzoek voor 2 maart 2020 bevestigd. Zij kondigde aan dat indien verweerster weer niet zou reageren het dekenbezwaar onafwendbaar was. Verweerster antwoordde per email van 3 maart 2020 dat het haar niet was gelukt om op 2 maart 2020 telefonisch contact op te nemen en dat zij in die week nog contact zou opnemen. Zij schreef dat zij nog in afwachting van stukken was. Per email van 8 maart 2020 schreef verweerster het volgende : “Zie de bijlage voor mijn reactie”. De stafjurist heeft verweerster per email van 9 maart 2020 bericht dat de bijlage ontbrak. Hierop is door verweerster niet gereageerd.
De beoordeling; met betrekking tot Aangetekend Mailen uitgelicht
2.1 De raad wijst het namens verweerster ingediend verzoek om een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling te bepalen af. De raad stelt vast dat verweerster bij brief van 26 mei 2020 is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 6 juli 2020. De oproep is op die datum per aangetekende email en per gewone email aan verweerster verzonden. De email is verzonden aan het aan de raad opgegeven en door verweerster in haar correspondentie met de raad gebruikte e-mailadres. De raad heeft geen bericht ontvangen waaruit blijkt dat het bericht niet door verweerster is ontvangen. Uit het statusoverzicht Aangetekend mailen blijkt dat de aangetekende email op 10 juni 2020 is verwijderd wegens het verstrijken van de ophaaltermijn. Ingevolge het bepaalde in artikel 1 sub c en d van het emailreglement gaat, indien de raad geen aanwijzing heeft dat de correspondentie niet is ontvangen, de raad er van uit dat de correspondentie is ontvangen. Verweerster is als ontvangende partij verantwoordelijk voor kennisneming van de correspondentie van de raad. Gelet op het bovenstaande gaat de raad er van uit dat verweerster de email van 26 mei 2020 heeft ontvangen en is verweerster behoorlijk opgeroepen. Nu het uitstelverzoek enkel is gegrond op het ontbreken van een behoorlijke oproep en hiervoor is overwogen dat verweerster behoorlijk is opgeroepen, wijst de raad het verzoek om een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling te bepalen af.
6.3 Vast staat dat verweerster, ondanks herhaalde rappellen van of namens de deken niet heeft gereageerd, zelfs niet nadat de verklaring door de werkgeefster, waar specifiek door de deken naar was gevraagd, was afgegeven. Mogelijk heeft verweerster de werkgeefstersverklaring per email van 8 maart 2020 aan de deken willen toesturen, maar toen haar te kennen werd gegeven dat de bijlage, waarnaar zij verwees, niet was bijgevoegd, heeft verweerster niet gereageerd. Verweerster heeft evenmin gereageerd op het namens de deken aan haar toegezonden concept dekenbezwaar. Verweerster heeft door niet althans niet adequaat te reageren op de verzoeken van de deken om informatie en door de door haar werkgeefster op 14 februari 2020 afgegeven verklaring niet aan de deken te doen toekomen, zich niet gedragen zoals van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden.
6.4 In de advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de advocatenpraktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Door niet althans niet inhoudelijk te antwoorden en ook niet te reageren op latere verzoeken van de deken belemmerde verweerster de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening.
Zie de gehele uitspraak op: https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2020/ECLI_NL_TADRSHE_2020_52